Geschiedvervalsing was altijd al een geliefde bezigheid van socialisten en communisten. Zo liet Jozef Stalin tal van foto's bewerken zodat daarop ineens bepaalde personen verdwenen. Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat de voormalige Stalin-vereerders van de Socialistische Partij niet vies zijn van geschiedvervalsing. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een recent artikel in HP/De Tijd over de "Socialistiese Partij" (fonetische spelling, vroeger populair bij de SP). De partij wil namelijk niets meer weten van haar voormalig boegbeeld Daan Monjé. Een passage uit het betreffende artikel van Roelof Bouwman (30 april 2010):
(...) toen Andere Tijden in 2001, vijftien jaar na zijn overlijden, een uitzending over Monjé maakte, weigerde Jan Marijnissen zijn medewerking. Monjé, zo liet hij de redactie van het programma per e-mail weten, was 'helemaal niet zo belangrijk geweest' voor de SP. Ook in het ruim 1700 woorden tellende artikel dat op de SP-internetsite aan de geschiedenis van de partij wordt gewijd, komt Monjé geen enkele keer voor. Vreemd. Want de Rotterdamse ex-CPN'er Monjé stond in 1964 aan de wieg van de eerste voorloper van de SP, het Marxistisch-Leninistisch Centrum, en tot zijn dood in 1968 leidde hij 'zijn' Socialistiese Partij met straffe hand, als betrof het een eenmanszaak. Niet voor niets werd de SP wel getypeerd als de club van 'Daan en zijn onderdanen'. Maar belangrijker nog: aan Monjé en alléén aan Monjé is het te danken dat de SP zich begin jaren zeventig op een cruciaal punt ging onderscheiden van alle andere splintergroepen ter linkerzijde van de CPN. De SP werd dankzij Monjé namelijk een partij met geld - véél geld.
Dat geld kwam voor een deel van de communistische Volksrepubliek China. In 2001 besteedde het eerder genoemde televisie-programma Andere Tijden er al eens aandacht aan. Roelof Bouwman is in zijn artikel echter nog wat specifieker over de financiële steun uit China. Daan Monjé had volgens Bouwman goede contacten met de Chinese communisten. Op uitnodiging van de Chinese ambassade in Den Haag bezocht Monjé in 1965 en 1967 de Volksrepubliek China. Tijdens het tweede bezoek werd Daan Monjé zelfs benoemd tot erelid van de Rode Garde, die tijdens de Culturele Revolutie (1966-1976) honderdduizenden Chinezen de dood injoeg.
In 1971 bracht Daan Monjé een derde bezoek aan China, samen met zijn kameraden Nico Schrevel en Toos Jamin. De drie werden 'vorstelijk onthaald', zo vertelde Jamin jaren later aan Vrij Nederland. De splinterpartij van de drie Nederlanders was een jaar eerder overigens van Marxistisch-Leninistisch Centrum Nederland (MLCN) omgedoopt in KEN-ml: Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland (marxisties-leninisties). De Chinezen besloten de KEN-ml, waaruit later de SP zou voortkomen, met een gigantisch geldbedrag te steunen. Roelof Bouwman schrijft daarover het volgende:
Het betrof een gift van om en nabij de 400.000 gulden, zo onthulden Monjés oud-partijgenoten Gerrit Kolthof en Wouter ter Braake in 1999 in NRC Handelsblad. In 2005 werd hun relaas in een doctoraalscriptie geschiedenis van VU-student Wouter Beekers onderschreven door voormalig BVD-functionaris Frits Hoekstra. Het geld - dat werd uitbetaald in dollars - moest enkele weken na het bezoek aan Peking worden opgehaald in de haven van Kopenhagen. Waarna de biljetten, zo vertelde ter Braake in 1999, door Monjé werden bewaard op het partijbureau, 'in het vriesvak van de koelkast'. "Daar heeft de SP nog jaren van geprofiteerd."
Volgens Jan Marijnissen was Daan Monjé echter, zoals hierboven beschreven, "helemaal niet zo belangrijk geweest". Dat is toch wel een heel opmerkelijke bewering. Is het ego van Marijnissen soms zo groot dat hij geen andere grote namen in de officiële SP-geschiedschrijving duldt? Of wil Marijnissen niet herinnerd worden aan de financiële steun door een van de meest moorddadige regimes uit de twintigste eeuw? Opvallend dat nooit een parlementair journalist hem daarover serieus aan de tand heeft gevoeld.
_____