woensdag 31 augustus 2011

GeenStijl-scribent 'Johnny Quid' maakt reclame voor links 'islamofobie'-rapport

.
Drie dagen geleden maakte GeenStijl reclame voor een rapport (lees: broddelwerkje) over “islamofobie” in de Verenigde Staten. Onder het betreffende GeenStijl-topic staat Johnny Quid vermeld, de alias van een GeenStijl-scribent wiens topics niet zelden zouden misstaan op de VARA-weblog Joop.nl. In mei van dit jaar besteedde ik al eens aandacht aan deze malloot, toen hij een Canadees bullshit-verhaal over Geert Wilders voor zoete koek slikte. Johnny Quid heeft sowieso een hekel aan Wilders. Dat bleek recent nog maar eens, toen hij zich druk maakte over het feit dat de PVV – in opdracht van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging – aan journalisten hun burgerservicenummers vraagt. Het verzamelen van deze gegevens is uiteraard heel logisch, gezien de ernstige terreurdreiging waarmee Wilders te maken heeft, maar de GeenStijl-scribent is blijkbaar verblind door zijn hekel aan Nederlands meest bedreigde persoon. En ook deze keer kan Johnny Quid het niet laten zijn gal te spuwen over Wilders, door te suggereren dat de PVV-leider islamkritisch is vanwege “the money, the bitches and the fame”. U leest het goed, Johnny Quid denkt dat Wilders zijn pad gekozen heeft vanwege het geld, de vrouwen en de roem. Te zot voor woorden natuurlijk, want dan Wilders beter een politiek-correcte beroepspoliticus als Alexander Pechtold kunnen worden. Dat zou hem in ieder geval 24-uurs-bewaking hebben bespaard (die bewaking is overigens niet echt handig voor afspraakjes met vrouwen, maar Johnny Quid is nou eenmaal nogal onnozel). Voor Pechtold liggen bovendien allerlei goedbetaalde baantjes in het verschiet, mocht zijn Haagse periode ten einde komen. Denk bijvoorbeeld aan een burgemeesterspost of een baantje in Brussel. Wilders kan daarentegen alleen maar hopen zijn Haagse periode überhaupt te overleven.

Terug naar het rapport over “islamofobie” in de Verenigde Staten, een broddelwerkje van het linkse Center for American Progress. Laat u zich vooral niet misleiden door de kaft daarvan, waarop een met graffiti bekladde moskee wordt afgebeeld. Dat soort delicten komen weliswaar voor, maar het rapport gaat vooral over uitlatingen in woord en geschrift. Wat de auteurs van het rapport als “islamofobie” bestempelen, is dan ook vooral gezonde kritiek op de islam. Dergelijke godsdienstkritiek werd vroeger ook in linkse kringen als een verworvenheid beschouwd, maar tegenwoordig vinden linkse Gutmenschen dat één religie – de islam – van kritiek moet worden gevrijwaard. Waar het christen- en jodendom al decennia – al dan niet gerechtvaardigde – kritiek en spot ondergaan, maken linkse islam-apologeten nota bene een uitzondering voor een religie die men ook wel als een totalitaire politiek-religieuze ideologie zou kunnen omschrijven (denk bijvoorbeeld aan de alomvattende geboden en verboden in de sharia). Johnny Quid zou dan ook zijn kop uit het zand moeten halen en niet kritiekloos verwijzen naar een broddelwerkje dat islamkritiek af doet als een soort psychiatrische aandoening. Wetende dat sommige GeenStijl-reaguurders de inhoud van het rapport niet zo maar slikken, omschrijft Johnny Quid het broddelwerkje weliswaar cynisch als “echt superonafhankelijk onderzoek”, maar dat is niet voldoende om zich (plichtmatig) te distantiëren van deze oproep tot censuur en zelfcensuur inzake de islam. Zeker gezien de uiterst foute oorsprong van de term “islamofobie”, die in 1979 door Iraanse islamisten werd gelanceerd.

Wat Johnny Quid overigens ook “vergeet” te vermelden, is dat het Center for American Progress de facto een mantelorganisatie van de Democratische Partij is. Directeur van de organisatie is John Podesta, die decennia lang voor verschillende Democratische kopstukken heeft gewerkt, waaronder Patrick Leahy, Michael Dukakis, Bill Clinton en Tom Daschle. Van oktober 1998 tot januari 2001 was hij – als stafchef van het Witte Huis – zelfs een van de belangrijkste mensen in de regering van Clinton. Tijdens de presidentscampagne van Barack Obama in 2008 was Podesta – die sinds 2003 directeur is van het Center for American Progress – een van de belangrijkste adviseurs van de latere president. Toen de verkiezingen waren gewonnen, was Podesta een van de twee voorzitters van Obamas presidential transition team, dat de nieuwe regering samenstelde. Obamas regeringsbeleid vertoont overigens opvallend veel overeenkomsten met de agenda van het Center for American Progress. De organisatie heeft overigens medewerkers in dienst die zelfs voor de zeer linkse Obama te radicaal zijn. De zelfverklaarde communist Van Jones is een voorbeeld daarvan. In maart 2009 werd Van Jones door Barack Obama benoemd tot Special Advisor for Green Jobs. Enkele maanden later nam Van Jones ontslag, nadat er commotie was ontstaan over zijn radicale achtergrond. Zo was hij in de jaren negentig betrokken bij Standing Together to Organize a Revolutionary Movement (STORM), een revolutionaire marxistische organisatie. In 1999 organiseerde hij een solidariteitsmars voor Mumia Abu-Jamal, die veroordeeld is voor het vermoorden van een politieagent. Bovendien tekende Van Jones in 2004 een petitie van 9/11-complotdenkers, waarin werd gesuggereerd dat de regering van George W. Bush betrokken was bij de aanslagen van 11 september 2001. Dit alles was voor het Center van American Progress geen bezwaar hem een baan aan te bieden.

Ook belangrijk om te weten is dat het Center for American Progress een kindje is van George Soros, Morton Halperin en Hillary Clinton. De linkse multimiljardair George Soros financiert een waslijst aan linkse organisaties, waaronder het Center for American Progress en het Open Society Institute. Morton Halperin is directeur van de laatstgenoemde club, een linkse “mensenrechtenorganisatie” die ook door Soros wordt gefinancierd. Soros heeft zijn vermogen overigens op allerlei louche manieren verkregen. Zo werd hij in Frankrijk veroordeeld voor aandelenhandel met voorkennis. Bij de Europese afdeling van het Open Society Institute is overigens prinses Mabel betrokken (Soros was dan ook niet toevallig een van de gasten tijdens Mabels huwelijk met prins Friso in 2004). De Europese afdeling van het Open Society Institute maakt zich onder meer druk over het Zwitserse minarettenverbod en het Franse burkaverbod, terwijl het bijvoorbeeld zwijgt over geweld, intimidatie en juridische vervolging van islamcritici. Dit bewijst dat de “nuttige idioten” van het Open Society Institute het begrip “mensenrechten” misbruiken voor islam-apologetische propaganda. Het “islamofobie”-rapport van het Center for American Progress sluit daarop aan, maar Johnny Quid zal het u niet mededelen.

_____